2010: zet af en zweef
Jan Campertprijs 2010
Alles is in beweging in de gedichten van Hélène Gelèns. Er wordt gerend, gezweefd, gebuiteld, gewerveld, geslingerfietst. Toch wordt geen doldraaiende wereld opgeroepen. Met alle bewegelijkheid wordt eerder een oase geschapen binnen het haastige leven van alledag.
Zoals in haar lovend ontvangen debuutbundel niet beginnen bij het hoofd maakt Gelèns gebruik van muzikale technieken en speelt ze met klank, ritme en betekenisverschuivingen. Dat levert vaak speelse, soms licht absurde, tegendraadse gedichten op.
zet af en zweef werd bekroond met de Jan Campertprijs voor de poëzie 2010.
Lees hier het juryrapport (p.11), mijn dankwoord (pp.12-13) en 'Ontzweven: gevleugelde woorden van Hélène Gelèns', een essay van Piet Gerbrandy (pp.14-24).
De bundel is helaas uitverkocht.
niet wij rennen (1)
we denken aan doelloos aan ongeremd rennen
we rennen en rennen vertragen het beeld
zet af zweef en land
elke pas rolt van de hak
naar de bal van de voet naar de grote teen
elke afzet vol kracht elke pas wordt een sprong
zet af zweef en land zet af en zweef
we zweven en zweven in ongeremd rennen
we luchtklieven meer dan we grond raken
zet af zweef en land zet af en zweef land zet af
we denken ons doelloos ons ongeremd rennend
we lopen ons leeg het lijf tot een pijl
moeiteloos rennen we niets doet nog pijn
niet wij rennen
het pad rent
draakje uit borneo
dat de meerkoet pas opstijgt na een rotspurt op water
terwijl
zo’n jubelende leeuwerik
hop! in een keer loodrecht de hemel inschiet
dat de kolibrie zich t leplazarus klapwiekt
terwijl
zo’n langbenige ooievaar
lui in een thermiekbel zijn vleugels strekt en zweeft
dat wij onze huidstulpingen strak sporten
terwijl
zo’n draakje uit borneo
flap! zijn huidplooien uitvouwt tot vleugels en vliegt